ik ken de m.
ik ken de aa.
en nu leer ik de n erbij.
en kijk,
de maan die komt eraan.
Dat komt door mij.
ik leer de t.
nu staat er aap.
de b, de ee.
daar kan ik zeker wel wat mee.
ik schrijf nu:
meet en beet en eet.
en een en been en teen.
dan schrijf ik woorden met de oo.
Dat doe ik zo:
oom en boom.
en boot en boon
en noot en toon.
ik zal eens gaan beginnen.
met lekkere lange zinnen.
oom toon eet een noot in een boot.